"Van auto’s aanvoelen en repareren tot F1-rijden: hier heb ik duidelijk talent laten liggen"
Soms zie je achteraf waar je in je leven een belangrijke afslag hebt gemist. En dan heb ik het niet over een duidelijke keuze die je wel (of niet) hebt gemaakt maar meer over geen mogelijkheden zien waar ze wel aanwezig waren.
Als klein meisje was ik gek op auto’s en autorijden. De miniatuur speelgoed Lamborghini’s waren voor mijn oudere broer maar ik speelde stiekem mee. Op de achterbank van onze blauwe Austin Maxi zat ik als kleuter altijd in het midden, met het hoofd boven de middenconsole. Met beide handen hield ik dan de hoofdsteunen van de voorstoelen vast. ‘INHALEN PAP, INHALEN!” schreeuwde ik blij. Want zeker op de snelweg kon het toch heus een beetje sneller, die motor kon beter optrekken en veel meer geluid maken.
Slim was ik zeker, dus het VWO haalde ik met twee vingers in de neus. Ik was niet zo van de exacte bètavakken, en dat betekende in die tijd dat je een alfapakket kreeg (zo ging dat op school), ook al had je wiskunde-A in je pakket.
De blijdschap van toen ik het VWO-diploma in ontvangst nam, was niets vergeleken bij het gevoel dat ik kreeg toen ik, na twee pogingen, mijn rijbewijs haalde. De eerste keer zakte ik vanwege te hard rijden en… onnodig inhalen.
Ik was euforisch. In de oude Daihatsu Charade van m’n moeder, waar het mos op de ramen welig tierde, reed ik die avond voor het eerst alleen rond. Zonder rijlesleraar naast me! Dus ik bepaalde zelf de route. Het voelde alsof de wereld aan mijn voeten lag. Vanaf nu kon ik overal heen, besefte ik. Blijer met een getekend papiertje ben ik nooit meer geweest.
Het was pas toen ik rond mijn dertigste mijn racelicentie besloot te halen dat ik besefte: hier heb ik mijn interesse, en misschien ook wel talent, laten liggen. Waarom? Omdat het van huis uit niet echt gestimuleerd werd. Ondanks dat mijn vader vroeger een oldtimer, een Triumph Spitfire, in de garage thuis opknapte. Dat ging langzaam, want hij werkte er alleen de zaterdagen aan. Ik kwam dan als 14-jarige vaak bij hem zitten. Door mijn moeder gestuurd met een bakje thee maar ik eindigde op het plankje onder het chassis. Af en toe werd pap dan gek van al het gevraag: ‘Waarom draai je daar nu aan? Waar gebruik je dat voor?’ Als er nieuwe onderdelen werden bezorgd, was ik bijna net zo blij als hij.
Pas nadat ik op m’n achttiende rijbewijs had, zag pap dat ik er toch gevoel voor had. Want op de dag dat de Spitfire, na al die jaren, helemaal af was, liet hij me er een stukje in rijden. Hij vertrouwde me. Dat was de eerste keer dat ik achter een stuur zitten eng vond, juist omdat ik had gezien hoeveel uren werk mijn vader in dit project had zitten. Je zou maar iets kapot maken, dat idee.
Nu kom ik uit traditioneel gezin. Alle hoop en verwachtingen van mijn ouders lagen vanaf dag een bij mijn oudere broer. Achteraf is dat helemaal niet zo erg, ik heb daardoor ook gemakkelijker mijn weg kunnen vinden. Lezen en schrijven, daar was ik voor geboren en dat voelt nog steeds zo. Maar nu ik ouder word, vraag ik me wel af: had ik niet de eerste vrouwelijke Nederlandse top-coureur kunnen zijn? Wat me ook leuk lijkt: in een F1-team werken, in de pitstraat. En dan onder hoge druk met alle andere monteurs een raceauto verbeteren.
Dat ik er toch wel een beetje talent voor had, wist ik toen ik mijn vader, die zelden een compliment gaf, inlichtte over een mankement aan de latere gezinsauto, een Ford Sierra met kickdownfunctie. Die nam ik soms mee voor een ritje, aangezien ik als eerste van de vriendengroep een rijbewijs had. “Je moet denk ik even langs de garage, pap.” “O ja”, zei hij licht verbaasd. “Als je boven 100 km per uur rijdt, dan gaat-ie heel licht een beetje fluiten. Na 120 km per uur houdt ie er weer mee op. Lijkt me niet goed. Luister zelf maar als je straks gaat rijden.”
Hij glimlachte en zei: “Weet je nog hoe je na het ongeluk met die vrachtwagen heel behendig en rustig de auto van je moeder stopzette? Ik knikte. Hij zucht. Eigenlijk denk ik dat jij veel meer gevoel voor auto’s hebt, dan je broer.”
Het goede nieuws is: ik ben nog geen 50. En als ik dat wil, kan ik morgen al beginnen aan een thuisstudie tot automonteur. Why not?