"Ik kan de monteur wel om z’n nek vliegen, dus hoezo is techniek geen mensenwerk?"
Toen ik vriendin Lotte, tijdens ons borreluur, vertelde dat ik overweeg me bij te laten scholen keek ze zeer verbaasd. “Nee toch, Maaike jij hebt een goede baan én je talent allang gevonden?!” Ik knikte. Het klopte. “Maar mijn honger naar vernieuwen en iets leren blijft aanhouden, hoe oud ik inmiddels ook ben.”
Lotte dacht er even over na en zei overdreven: “Ach ja, ik werk zelf al hónderd jaar bij televisie, al had ik eigenlijk liever met mensen willen werken.”
“Huh?” zei ik. “Maar op een set filmen en regisseren, valt toch ook onder de noemer met mensen werken?”
“Je weet heus wat ik bedoel”, zei ze lichtgeïrriteerd. Ik schudde mijn hoofd. “Maaike…. Werken in de zorg, mensen beter maken. Misschien zelfs juf, ik zie me wel voor de klas staan bij die kleintjes.” Ze hield haar handpalm een halve meter boven de grond zodat ik snapte dat het vooral om kleuters ging.
Aha, dacht ik toen, dit is dus de heersende gedachte. Onder met mensen werken verstaan we niet het letterlijke maar het barmhartige, in overdrachtelijke zin. Als in: met mededogen een ander verzorgen, beter maken of iets leren.
“Een kapper werkt met mensen, een leraar ook. Ik schrijf en ben contentmanager van een redactieteam. Dan werk ik toch ook met mensen?” vroeg ik Lotte.
“Zo vermoeiend ben je soms”, zuchtte Lotte theatraal. Van haar kan ik het hebben. Onze denkwijze is, au fond, totaal verschillend.
“Zeg nu zelf”, zei ze, “je wordt toch niet per se blij als iemand zijn teksten aanlevert? Of geef je de redacteur een knuffel als ie z’n werk goed heeft gedaan?”
“Haha” lachte ik hardop. “Hoe kom je daar nu bij? Natuurlijk niet, complimenten geef ik genoeg, lichamelijk contact lijkt me een gevaarlijke. Op een boks na,” en ik maakte de bijbehorende beweging.
“Nou precies, dat,” zei Lotte. “Met mensen werken gaat uit van aanraking. Dus een kapper, schoonheidsspecialiste of verpleegkundige.” Ze was overtuigd van haar gelijk.
In ons oogcontact zag ze dat ik twijfelde, omdat ik het een beetje onzin vond.
“Ik las laatst een interessant artikel”, begon ik nadat ik mijn gin-tonic aan de kant had gezet om mijn woorden zo wat kracht bij te zetten. Ik wilde scherp blijven. “Het ging over werken in de techniek.” Lotte trok haar wenkbrauwen op, alsof ze het al een saai verhaal vond.
“Blijkt dus dat deze beroepsgroep een van de gelukkigste is. En dat werkgeluk komt mede doordat ze met mensen werken.”
“Hoe dan?” zei Lotte droog. “Als je achter een machine staat?” “Nou, techniek behelst wel meer dan alleen achter een machine staan, lijkt me.”
“O ja Maaike? Noem dan eens een voorbeeld?” Daar had ik op gehoopt. Dat Lotte het zou vragen en ik niet zelf met dit verhaal hoefde te komen, want nu had ik haar volle aandacht.
“Wist je nog afgelopen winter? Toen het een paar dagen echt koud was, een dikke -10 's nachts of zo?
“Eh… was dat toen je me in paniek opbelde? Omdat je cv-ketel het niet deed?” Ik knikte. “O ja, zei Lotte. “Wat een gedoe was dat.”
“Ik kon alleen de gashaard aandoen in de woonkamer, maar het was stervenskoud”, ging ik verder. “Zelfs boven op zolder. Ik sliep onder twee dekbedden, in een trui en pyjamabroek.”
“Ja dat weet ik nog. Jeetje wat was jij chagrijnig. En je bent al zo’n koukleum.” “Precies!” zei ik. “Dus toen de monteur eindelijk de nieuwe ketel kwam installeren, het was druk die week want blijkbaar vielen de cv-ketels bij bosjes neer, voelde ik na een minuut of vijf het huis langzaam opwarmen. Dat was de laatste keer dat ik een wildvreemde spontaan om de nek vloog. Uit pure dankbaarheid. Ik deed dat ook bij de man van de ANWB- die mijn kapotte accu meteen verving. Dus ik snap het aspect met mensen werken wel. Het is net als met de vuilnisman, Lotte. Je wilt of kunt hun werk niet zelf doen maar wát ben je blij en dankbaar dat zij het wel doen. En willen. Want zij maken je leven prettiger.”
“Ah ja…” zei Lotte rustig. “Als je het zo stelt, dan snap ik het eigenlijk wel.”
Tevreden dronk ik in één teug mijn bodempje gin-tonic leeg.